De technische vloeren bestaan uit verwijderbare platen die op een stelbare structuur worden gelegd. Hierdoor kunnen eenvoudig verschillende netwerken worden geïnstalleerd en gewijzigd op basis van de behoeften en de (her)inrichtingen.

Ze verschenen voor het eerst in de jaren 1960 en zijn steeds gebruikelijker geworden door de groeiende vraag naar technologie in gebouwen. Ze liggen vaak in kantoren of in ruimtes met een grote vraag naar informatie- en communicatie-infrastructuren, zoals datacenters.

Het technische vloersysteem maakt een flexibele lay-out mogelijk voor de bouw. Verwijderbare vloertegels zorgen voor snelle en eenvoudige toegang voor herconfiguratie en onderhoud. Het maakt het ook mogelijk om ruimtes opnieuw te configureren of in te delen met minimale verstoring van vloerdistributiekasten, meubilair of verplaatsbare wanden.

Het bestaat uit platen, meestal vierkant, van 600 x 600 mm en tussen 19 en 38 mm dik. Ze zijn gemaakt van spaanplaat met een hoge dichtheid en aan de onderkant en randen bedekt met plaatstaal (soms PVC). Een vierkante plaat van 60 cm met een dikte van 30 mm weegt ongeveer 9,5 kg. Verstelbare vijzels ondersteunen de hoeken van de platen. Tussen de vijzel en de plaat worden plastic pads geplaatst. De onderkant van de vijzels en de pads worden gelijmd, de platen zijn eenvoudig geplaatst. Het plaatstaal van de platen raakt elkaar. De structuur is geaard met een metalen vlecht die op bepaalde vijzels is geschroefd. De randen van de vloer zijn voorzien van akoestische afdichtingen.